Wiskunde

  1. Gij zult geen andere dan wiskundeboeken op tafel leggen
  2. Gij zult geen valsheid in geschrifte plegen doch immer de som correct overschrijven
  3. Gij zult opzoeken wat gij niet weet voordat gij uw alwetende meester bevraagd
  4. Gij zult uw vraagstukken goed lezen
  5. Gij zult elke stap begrijpen eer gij voortschrijdt
  6. Gij zult uw werk controleren op juistheid en/of redelijkheid
  7. Gij zult niet begeren het werk en de spullen van uw buur
  8. Gij zult niet delen door 0 (men leze nul)
  9. Gij zult de volgorde der operaties respecteren
  10. Wat gij doet aan een zijde der vergelijking doet gij ook aan den andere zijde

Optellen: \(5+3=8\) en \(3+5=8\) zijn gelijk

Aftrekken: \(5-3=2\) en \(3-5=-2\) zijn niet gelijk (het minteken!)

     Aftrekken is eigenlijk optellen van negatieve getallen: \(5-3=2\) is ook \(5+(-3)=2\)

     En bij optellen mag je termen omkeren: \(5+ (-3) = 2\) en \((-3)+5=2\)


Vermenigvuldigen: \(5 \times 3=15\, \) en \(\,3 \times 5=15\) zijn gelijk

 je mag ook \(5\cdot3\) schrijven i.p.v. \(5 \times 3\)

Delen: \(\frac{15}{3}=5\) en \(\frac{3}{15}=\frac{1}{5}\) zijn niet gelijk (1 gedeeld door!)

     Delen is eigenlijk vermenigvuldigen met een breuk: \(\frac{15}{3}=5\) is ook \(15 \cdot \frac{1}{3}=5\)

     En bij vermenigvuldigen mag je de factoren omkeren: \(15 \cdot \frac{1}{3}=5\) en \(\frac{1}{3} \cdot 15 =5\)

\(( + - )\)

\(15+7-2=20\,\) en \(15-7+2=10\) bereken van links naar rechts

 Optellen en aftrekken zijn gelijkwaardig in rekenvolgorde


\( (\times /) \)

\(12 \times 3\, / \,2 = 18\,\) en \(12\, / \,3 \times 2 = 8\) bereken van links naar rechts

 vermenigvuldigen en delen zijn gelijkwaardig in rekenvolgorde


\((\, + - \times /) \)

\(2+3 \cdot 5 = 17\) en \(2 \cdot 3+5=11\) eerst x en /, daarna pas + en -

 help jezelf door te onderstrepen: \(2+\underline{3 \cdot 5}=2+15=17\)


Voorbeeld: \( 3-6/2 \cdot 4 - 3 \cdot 7 +8 = \) \(3-\underline{6/2}\cdot 4 - 3 \cdot 7 +8\)

  \(3-\underline{3\cdot 4} - 3 \cdot 7 +8=\)

  \(3-12-\underline{ 3 \cdot 7} +8=\)

  \(\underline{ 3 -12}-21 +8=\)

  \(\underline{ -9 -21} +8=\)

  \( -30 +8=\)

  \( -30 +8=\)

  \( -22\)

Letters